Dieser Inhalt ist nur in Niederländisch

De wet stelt voor de geldigheid van een concurrentiebeding het vereiste van de schriftelijke vorm. De vraag rijst dan of aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan indien het concurrentiebeding niet in de arbeidsovereenkomst wordt opgenomen, doch in een personeelsreglement.

Hierover heeft de Hoge Raad op 28 maart jl. duidelijkheid verschaft.

De zaak die voorlag bij de Hoge Raad betrof een assistent accountant die in 1987 in dienst was getreden bij een accountantskantoor. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst waren arbeidsvoorwaarden van toepassing, waarin onder andere een concurrentiebeding was opgenomen. Geruime tijd later zendt het accountantskantoor een vernieuwd exemplaar van de arbeidsvoorwaarden aan de werknemer per brief. In deze brief is de navolgende passage opgenomen: “Het doet ons een genoegen u hierbij het nieuwe exemplaar van onze arbeidsvoorwaarden zoals deze 1 januari 1998 zullen gelden te mogen aanbieden. Deze arbeidsvoorwaarden treden in de plaats van het eerder aan u overhandigde exemplaar. Door medeondertekening verklaart u zich akkoord met de inhoud van de gewijzigde voorwaarden. Graag ontvangen wij één exemplaar van deze brief van u retour.”

In deze arbeidsvoorwaarden is ook een concurrentiebeding opgenomen. Vervolgens ondertekent de werknemer de brief die hij ontving van de werkgever en retourneert deze. Hij schrijft op de brief handmatig de passage: “Deze zijn door mij geaccordeerd.”

In het jaar 2003 doet het accountantskantoor eenzelfde verzoek met het oog op de toen (gedeeltelijk) nieuwe arbeidsvoorwaarden. De werknemer heeft deze voorwaarden echter niet voor akkoord getekend.

Op 28 februari 2006 eindigt de arbeidsovereenkomst vervolgens door de opzegging van de werknemer. Voorafgaand aan de beëindiging van de dienstbetrekking heeft de werkgever de werknemer gewezen op het van toepassing zijnde concurrentiebeding.

Vervolgens start de werknemer een kort gedingprocedure, waarin hij schorsing van het concurrentiebeding vordert. Hij legt hieraan ten grondslag dat het concurrentiebeding niet rechtsgeldig is overeengekomen, nu hij de arbeidsvoorwaarden die waren gevoegd bij de brief die hij ontving van zijn werkgever in het jaar 1997 niet heeft ondertekend. De werknemer stelt zich dus op het standpunt dat hij alleen de begeleidende brief heeft getekend en niet de arbeidsvoorwaarden zelf waarin het concurrentiebeding was opgenomen. Derhalve is de werknemer van mening dat niet voldaan is aan het schriftelijkheidsvereiste dat de wet stelt.

De Hoge Raad volgt de werknemer echter niet in dit standpunt. De Hoge Raad overweegt dat aan het schriftelijkheidsvereiste de gedachte ten grondslag ligt dat in het vereiste van geschrift een bijzondere waarborg is gelegen dat de werknemer de consequenties van dit voor hem bezwarende beding goed heeft overwogen.

Indien in een arbeidsovereenkomst, of in een brief verwezen wordt naar bijgevoegde arbeidsvoorwaarden waarin een concurrentiebeding is opgenomen en de werknemer verklaart zich door ondertekening van die arbeidsovereenkomst of brief akkoord met die arbeidsvoorwaarden, dan is eveneens aan het schriftelijkheidsvereiste voldaan. In een dergelijk geval brengt de werknemer immers door ondertekening tot uitdrukking dat hij heeft kennisgenomen van het concurrentiebeding zoals dat in schriftelijke vorm aan hem ter hand is gesteld en dat hij daarmee instemt.

De Hoge Raad geeft dus aan dat voor de geldigheid van het concurrentiebeding niet is vereist dat de bijgevoegde arbeidsvoorwaarden zelf waarnaar in de begeleidende brief wordt verwezen, door de werknemer zijn ondertekend. Tevens is het niet vereist dat de akkoordverklaring op de brief uitdrukkelijk naar de aanvaarding van het concurrentiebeding verwijst.

De Hoge Raad merkt volledigheidshalve ook nog op dat niet aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan in gevallen waarin de werknemer zich schriftelijk akkoord verklaart met de inhoud van een niet als bijlage in schriftelijke vorm bijgevoegd document waarin een concurrentiebeding voorkomt. Dit is anders indien de werknemer daarbij uitdrukkelijk verklaard had dat hij met het concurrentiebeding instemt.

Conclusie

De Hoge Raad is dus van mening dat niet enkel door het opnemen van een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst voldaan kan worden aan het schriftelijkheidsvereiste. Ook wanneer in de arbeidsovereenkomst of in een brief wordt verwezen naar een bijgevoegd personeelsreglement waarin het concurrentiebeding is opgenomen, wordt voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste indien de arbeidsovereenkomst of brief door de werknemer voor akkoord wordt ondertekend. Hierbij hoeft niet expliciet in de arbeidsovereenkomst of brief vermeld te worden dat in het personeelsreglement een concurrentiebeding is opgenomen. Van belang is wel dat het personeelsreglement ook daadwerkelijk in schriftelijke vorm bijgevoegd wordt.

Dit artikel is geschreven door Maud Murrer. Graag is zij bereid u te adviseren over het overeenkomen en opstellen van een concurrentiebeding.


Vorige Nachrichten

Bleiben Sie informiert

Abonneren op de RRA nieuwsbrief

Aanmelden nieuwsbrief
Verwandte informationen