Geschiktheidscriteria mogen niet worden gehanteerd als gunningscriterium
De hoofdregel dat aanbestedende diensten geschiktheidcriteria niet als gunningscriterium mogen hanteren wordt nogmaals bevestigd door het Europese Hof van Justitie in het arrest Lianakis van 24 januari 2008.
Geschiktheidscriteria zien op de geschiktheid van de aanbieder terwijl de gunningscriteria zien op de geschiktheid van de aanbieding.
Het hanteren van een geschiktheidscriterium als gunningscriterium leidt tot het hanteren van een “onwettig” gunningscriterium. In het hanteren van een onwettig gunningscriterium schuilt het risico dat de lopende aanbestedingsprocedure op last van de rechter moet worden gestaakt. Dit hangt samen met de regel dat gunningscriteria gedurende de aanbestedingsprocedure niet mogen worden gewijzigd. Het Europese Hof van Justitie oordeelde reeds op 4 december 2003 in het zogeheten Wienstrom arrest dat een aanbestedingsprocedure niet mag worden voortgezet onder ecartering van een onrechtmatig gunningscriterium omdat dit zou neerkomen op wijziging van de gunningscriteria.
In de Nederlandse rechtspraak is al herhaaldelijk geoordeeld dat aspecten die betrekking hebben op de aanbieder en niet op de aanbieding zelf, leiden tot een onwettige invulling van het gunningscriterium. Aspecten als referentieopdrachten, personeelsbezetting (verloop en ziekte-verzuim), kwalificaties en de kwaliteitsborgingsmaatregelen van een onderneming kunnen niet dienen als gunningscriteria. Het Europese Hof van Justitie bevestigt dit in het arrest Lianakis van 24 januari 2008, rechtsoverweging 32: “Vastgesteld moet dus worden dat de artikelen 23 lid 1, 32 en 36 lid 1 van richtlijn 92/50 zich er tegen ver-zetten dat de aanbestedende dienst in het kader van een aanbestedingsprocedure de ervaring van de inschrijvers, hun personeelsbezetting en hun uitrusting alsook de vraag of zij de opdracht op het vastgestelde tijdstip kunnen uitvoeren, niet als “criteria voor kwalitatieve selectie” maar als “gunningscriteria” in aanmerking neemt”.
Richtlijn 92/50 betreft de oude richtlijn Diensten. De genoemde artikelen zien op de beoordeling van de geschiktheid van de dienstverleners, althans aan de hand van welke aspecten dit beoordeeld kan worden, en de toegestane gunningscriteria. Deze artikelen zijn via implementatie van de uiteindelijke opvolger van Richtlijn 92/50, te weten Richtlijn 2004/18, ook in het nationaal recht opgenomen. Deze bepalingen uit de oude Richtlijn Diensten zijn onder meer terug te vinden in de artikelen 49 en 54 BAO (Besluit Aanbestedingsregels voor Overheidsopdrachten).
Na de selectiefase mogen de persoonlijke kwaliteiten van een inschrijver aldus niet opnieuw worden beoordeeld in de gunningsfase. Een inschrijver die met een dergelijke omstandigheid wordt geconfronteerd kan met succes een beroep doen op schorsing van de lopende aanbestedings-procedure en heraanbesteding vorderen.