Hoge Raad: toestemming van eega vereist voor aangaan aandelenlease-overeenkomst
De Hoge Raad heeft vandaag beslist, dat een tijdig en rechtsgeldig eega-lease verweer slaagt!
Nadat vele rechtbanken en gerechtshoven en de procureur-generaal al hadden beslist dat de eega die een aandelenlease-overeenkomst niet mee heeft ondertekend, deze in beginsel kan vernietigen op de voet van art. 1:88 jo. 89 BW, heeft de Hoge Raad vandaag het Verlossende Woord gesproken.
De zaak waarin de Hoge Raad vandaag een arrest heeft gewezen had betrekking op een echtpaar, waarvan de echtgenoot op 5 juli 2000 zes aandelenlease-overeenkomsten sloot met (een rechtsvoorganger van) Dexia Bank. De echtgenote, die de overeenkomsten niet mede had ondertekend, heeft deze overeenkomsten bij brief van 21 februari 2003, gericht aan Dexia Bank, buitengerechtelijk vernietigd. Dexia liet echter weten zich hier niets van aan te trekken.
Vervolgens dagvaardde het echtpaar Dexia Bank voor de rechtbank Amsterdam, sector kanton. Daar vorderden zij dat de rechtbank officieel zou verklaren dat de vernietiging rechtsgeldig was. De rechter gaf het echtpaar gelijk. Dexia ging daartegen in beroep bij het Gerechthof.
In navolging van de kantonrechter oordeelde het gerechtshof dat de aandelenlease-overeenkomsten moesten worden aangemerkt als huurkoop, zodat het bovengenoemde eega-leaseverweer in beginsel mogelijk is. Het gerechtshof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter.
Tegen het arrest van het gerechtshof heeft Dexia Bank cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad. In laatstgenoemde procedure richtten de klachten van Dexia Bank zich tegen het oordeel van het gerechtshof dat aandelenlease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als overeenkomsten van huurkoop. Daarop voortbordurend stelde Dexia Bank dat het vereiste van toestemming als bedoeld in artikel 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW niet geldt voor aandelenlease-overeenkomsten.
Ter onderbouwing van haar stelling, voerde Dexia Bank het volgende aan:
- Aandelenlease-overeenkomsten hebben vermogensrechten (namelijk: aandelen) als object. De wet bepaalt dat koop op afbetaling, en dus ook huurkoop, slechts een zaak (en geen vermogensrecht) als object kan hebben. Nu dus geen sprake is van koop op afbetaling, is artikel 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW dan ook niet van toepassing;
- Aandelenlease-overeenkomsten zijn geen koop op afbetaling, en dus geen huurkoop, omdat daarin een verplichting tot aflevering van de gekochte aandelen ontbreekt;
- Het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW heeft alleen betrekking op afbetalingstransacties met een stoffelijke zaak als object.
Hoe luidt thans het oordeel van de Hoge Raad?
De Hoge Raad stelt voorop dat de ratio van artikel 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW is om echtgenoten in hun onderlinge verhouding, dus ten opzichte van elkaar, te beschermen.
Allereerst bepaalt de Hoge Raad dat uit de wet(sgeschiedenis) volgt dat koop op afbetaling ook mogelijk is met betrekking tot vermogensrechten, dus in tegenstelling tot wat Dexia Bank beweert.
Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat onder “aflevering” in de onderhavige zaak moet worden verstaan dat de koper het genot van de aandelen verkrijgt. Volgens de Hoge Raad is dit in de onderhavige zaak het geval, nu de belegger het volledige risico van de waardeontwikkeling van de aandelen droeg en hij krachtens de overeenkomst recht verkreeg op het uit het aandeel voortvloeiend dividend.
De stelling van Dexia Bank dat het toestemmingsvereiste alleen betrekking heeft op lichamelijke zaken, wordt ook door de Hoge Raad verworpen. Dienaangaande merkt de Hoge Raad onder meer op dat het gevaar waartegen artikel 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW bescherming biedt, niet is gelegen in het soort goederen dat men koopt, maar in de aard van de koop op afbetaling als zodanig.
Bovendien voert Dexia Bank aan dat het ontbreken van de schriftelijk verleende toestemming van de andere echtgenoot niet de nietigheid van de gehele transactie tot gevolg kan hebben. Hieromtrent heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de bepaling waar Dexia Bank op doelt, niet van toepassing is op een beroep op het ontbreken van schriftelijke toestemming van de andere echtegenoot. Ook deze klacht wordt aldus verworpen.
Tot slot beroept Dexia zich op een aantal wettelijke bepalingen waarbij zij aanvoert dat het in de gegeven omstandigheden niet redelijk is dat de gevolgen van de vernietiging geheel voor haar rekening komen en dat deze gevolgen ook bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden. Eveneens deze klacht wordt door de Hoge Raad verworpen, waarvoor de belangrijkste reden is dat een beroep hierop niet te rijmen valt met de gezinsbeschermende strekking van artikel 1:88 BW.
Conclusie en betekenis van de uitspraak:
De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van Dexia Bank tegen het oordeel van het gerechtshof dat aandelenlease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als overeenkomsten van huurkoop, falen en dat op grond van artikel 1:88 lid 3 BW voor het aangaan van deze overeenkomsten de schriftelijke toestemming van de andere echtgenoot is vereist.
Op grond van artikel 1:89 BW kan de echtgenote* die haar echtgenoot geen schriftelijke toestemming heeft gegeven voor het aangaan van de aandelenlease-overeenkomst (dat wil zeggen: de aandelenlease-overeenkomst niet heeft meegetekend), tijdig de nietigheid van de aandelenlease-overeenkomst inroepen. Dit beroep heeft dan tot gevolg dat de gehele overeenkomst wordt vernietigd, hetgeen met zich brengt dat Dexia Bank verplicht is om beleggers in de vermogenspositie te brengen, waarin zij zich bevonden vóórdat zij de desbetreffende aandelenlease-overeenkomsten sloten.
*hiermee wordt tevens bedoeld geregistreerde partner (m/v).
Dit is een dreun voor Dexia. Bepaald niet onverwacht, maar toch. De uitspraak van de Hoge Raad is van groot belang voor echtgenoten/geregistreerd partners, waarvan slechts één van beide de aandelenlease-overeenkomst(en) met Dexia Bank heeft ondertekend en waarvan de niet handelende echtgenoot tijdig een vernietigingsverklaring aan Dexia Bank heeft uitgebracht op grond van artikel 1:88 lid 1, aanhef en onder d, BW jo. artikel 1:89 BW. Voor meer informatie over de termijn waarbinnen deze vernietigingsverklaring moet zijn uitgebracht, wordt verwezen naar het artikel “Conclusie van de procureur-generaal van de Hoge Raad inzake aandelenlease”, zoals eerder gepubliceerd op deze website.
Voor de volledige tekst van het door de Hoge Raad gewezen arrest (inclusief de uitgebreide conclusie van de procureur-generaal) klikt u hier.